donderdag 25 april 2013

En dan gaan we maar wandelen



Als je COPD hebt moet je dus wandelen, fietsen, zwemmen en tuinieren. Het zwemmen laat ik even voor wat het is. Als ik al dat zevenblad zie opkomen in mijn tuin is het eigenlijk tijd voor tuinieren, maar het is zo lekker groen. Voor fietsen waait het nog te hard, dus wordt het wandelen. En dat doen wij dan ook. Uit een boekje van het Utrechts Landschap hebben wij een paar wandelingen uitgekozen van drie tot vijf km die wij de komende periode willen maken. Maar wat een problemen kom je tegen bij die wandelingen. Je ziet zo'n kaartje met allemaal bolletjes erop. Die bolletjes geven de route weer die dan op de paden aangegeven zijn met gekleurde paaltjes die je moet volgen. Heel handig. Tenminste... Wel eens een uitgezette wandeling gevolgd? Het begint al bij de start als je het niet eens kunt worden over de kleur van het paaltje. Is dat nu blauw of paars? We besluiten dat het blauw is, want de blauwe wandeling begint hier en dit is het enige paaltje dat we zien. Zo probleem opgelost. In het begin gaat het dan nog wel, maar er komt altijd een moment dat je je opeens realiseert dat je al een tijdje geen blauw paaltje meer hebt gezien. Klopt dat wel? Nee natuurlijk klopt dat niet, maar je bent al te ver om terug te gaan. Dus neem je maar het rode paaltje wat daar opeens wel staat. Aan de stand van de zon en een horloge zien wij welke kant wij opgaan en geholpen door de topografische kennis van de provincie Utrecht en ons richtingsgevoel komen we altijd wel weer bij de parkeerplaats uit waar onze auto staat. Het is dan wel veel later dan gepland en we hebben ook meer kilometers gelopen dan ik gedacht had aan te kunnen. En dat is dan weer een opsteker. Waren die blauwe paaltjes er wel geweest, dan hadden we braaf die drie km gelopen in de geplande vijf kwartier en had ik niet geweten dat ik al weer zo'n drie uur lang kon wandelen. De nieuwe puf doet zijn werk dus goed.

maandag 15 april 2013

Hondsmoe

En dan is het opeens zondag 14 april en heb ik een wedstrijd in Nijmegen. Toen ik inschreef voor deze wedstrijd was ik redelijk fit. Dat was aan mijn inschrijftijden wel te zien. Helaas was dat een paar weken geleden en in die periode heb ik weer wat conditie in moeten leveren. Nu weet je het met mij nooit hoe het dan in werkelijkheid gaat. Heel moe kan ik soms toch nog redelijke tijden zwemmen. Nu was ik echter wel heel erg moe. In de auto op weg naar Nijmegen moest ik moeite doen om niet in slaap te vallen (ik reed niet zelf). In het zwembad was het warm en ook dat hielp niet om wakker te blijven. In het water springen voor mijn eerste start, de 50 rug, hielp gelukkig wel, toen was ik klaar wakker. En dan kom ik voor de vraag te staan wat is nu het minst vermoeiend, kort zwemmen of lang? Als ik maar kort in het water wil liggen, moet ik snel zwemmen daar word ik moe van, maar als ik langzaam zwem, lig ik weer langer in het water en daar word ik ook moe van. Een heel dilemma en eigenlijk heb ik geen tijd om erover na te denken want het startsein wordt gegeven. Ik zoek een tussenweg. Het is maar een baantje, ik zwem beheerst snel, dus niet voluit. Tijd valt dan nog niet eens tegen, wat niet hetzelfde is als de tijd valt mee. De 100 meter rug besluit ik als volgt te doen. Heen beheerst, maar ook weer niet te langzaam en terug kijken wat er dan nog in zit. Bij het keerpunt heb ik nog wel wat energie over en de terugweg leg ik in een steigerung af waardoor ik, geheel tegen mijn gewoonte in, nauwelijks verval heb en onder mijn inschrijftijd finish. Dat is dan weer een opsteker. Bij de  200 school heb ik geen keus. Ik ben benauwd, heb het idee dat mijn ademhalingsspieren op slot zitten. Dat gevoel heb ik vaker op de schoolslag. Dus dan maar even een demonstratie goede techniek. Dit resulteert in een tijd van 15 sec boven mijn inschrijftijd. Dat lijkt heel veel. En eerlijk gezegd, dat is ook veel. De tijd is wat langzamer dan ik had verwacht/gehoopt. Echter, 15 sec verdeeld over vier banen is nog geen 4 sec langzamer per baan. En aangezien ik in training wel 10 sec inlever per 50 meter zou je hier met een beetje goede wil een positieve draai aan kunnen geven. 

Op de terugweg vecht ik niet eens meer tegen de slaap. De hele rit ben ik onder zeil.
Terugkijkend kom ik tot de conclusie dat ik zelfs te moe was om er een gezellig dagje van te maken. Op deze eerste echt mooie voorjaarsdag had ik mij beter voor deze wedstrijd af kunnen melden. 

vrijdag 12 april 2013

En soms valt het dan allemaal wel weer mee.

Ik heb dus COPD, afkorting voor Chronic Obstructieve Pulmonary Disease. Dit kan ik niet onthouden. Ik maak er dus gewoon van: Collectief voor Onafhankelijke Prestatieverbeterende Doordouwers. Vind ik beter bij mij passen. Wandelen, fietsen, zwemmen en tuinieren zijn de sporten die goed voor mij zijn staat er in de folder. Ik behoorde dus al tot de doelgroep. Ja, geen wonder dat ik dit etiket er  nu ook bij krijg. Het lot zag mij aan de gang in die vier takken van sport en dacht, hé, die zijn wij vergeten, die hoort bij ons. En zo denkend kom ik weer tot mijn gewone hoestende zelf en denk tzalwelmeevallen!
Ik ben te vroeg in het ziekenhuis en trakteer mijzelf op een kop warme chocolade met een heleboel slagroom en een saucijzenbroodje en merk dat ik toch wel wat gespannen ben. En dan kom ik op de afgesproken tijd (nu ja, zo'n kwartiertje later) bij mijn longarts de spreekkamer binnen en zie daar een grote doos tissues staan. Pontificaal midden op het bureau. Nog voordat ik zit heeft hij die al weg gehaald. Geen slecht nieuws dus. Wat blijkt? Ik had al COPD. Wel een milde vorm. En deze winter blijkt voor heel veel longpatiënten een slechte winter te zijn geweest (en nog). Mijn milde vorm is dus iets minder mild geworden, maar nog wel steeds mild. Ik krijg er wel een extra langwerkend medicijn bij dat helpt de ademhaling te vergemakkelijken.  Vergeet helemaal te vragen hoe het zit met die 88-jarige leeftijd van mijn longen en ook hoe deze uitslag zich nu verhoudt tot de andere uitslagen. We hebben het over mijn kleinzoon en over zwemmen en dat mijn longarts niet begrijpt wat ik eraan vind om in water van 16 graden te zwemmen. Eerlijk gezegd, 's winters in het binnenbad begrijp ik dat ook niet helemaal. Dan vind ik 26 graden soms al te fris om er zo in te springen. Maar bij open water wedstrijden heb ik daar geen last van. Nu ja, ik niet, maar mijn longen dan  weer wel. Die houden niet van koud water. En o ja, of ik wel wil laten weten wanneer ik zwem bij het EMK want als hij het even regelen kan, wil hij mij daar wel weer zien zwemmen. Enfin, dit bezoekje zorgt ervoor dat als ik de spreekkamer verlaat met een afspraak voor over zes maanden, zijn spreekuur nog verder is uitgelopen.


Als ik thuis de bijsluiter lees, blijkt dat elke puf een kleine hoeveelheid alcohol bevat. Uitkijken dat ik nu binnenkort niet ook nog eens bij de AA terecht kom.





vrijdag 5 april 2013

Geluk bij een ongeluk

Omdat ik niet ophoud met hoesten en vaak kortademig ben krijg ik weer eens een  longfunctietest. De uitslag geeft astma aan, wat mij niet verbaast, want daar krijg ik al pufjes voor, maar ook COPD. En dat is wel even schrikken. Of longkanker krijgen alleen niet genoeg was, vroeg ik mijn huisarts. Ja, dat had hij ook net op willen merken. Op de test staat dat mijn longleeftijd 88 jaar is. Mijn huisarts wist niet zeker of daarbij rekening was gehouden met het feit dat ik een stuk long mis. Dan zouden de longen misschien toch weer jonger zijn. Aan de andere kant, tijdens de eerste test na mijn operatie scoorde ik volgens mijn longarts beter dan mijn gemiddelde leeftijdsgenoot. Dat zou er weer op duiden dat de werking van mijn longen flink achteruit is gegaan. Dat is ook wat ik merk. Ik heb steeds het gevoel dat ik één of twee ademhalingen achterloop. En, ik kan niet lang meer wandelen, ik kan niet lang meer fietsen, ik kan niet lang meer zwemmen.
Volgende week kan ik bij mijn longarts terecht. Dan hoor ik wel hoe verder.
Nog een geluk dat die longleeftijd niet doorwerkt in mijn uiterlijk.